Netsensei

Much Ado About Nothing

To flash or not?

Flitsen heeft zo zijn gevolgen. Zowat elke leek bedient zich automatisch van de flitser wanneer er nog maar binnenshuis – op klaarlichte dag – wordt gefotografeerd. Als autodidact-fotograaf leerde ik snel dat het gebruik van flash slechts een beperkt aantal gevallen écht gerechtvaardigd is. Je verknoeit immers zo gemakkelijk je foto met een flits: los van het vervelende rode-ogeneffect overheerst de flits het ambient of sfeervolle omgevingslicht en gaan schaduwen en kleuren verloren. Het gevolg is een foto waar je onderwerp weliswaar haarscherp is, maar toch een onnatuurlijke of fletse uitstraling heeft. Bovendien zal je flits altijd maar een deel van je foto belichten of – in het slechtste geval zelfs – overbelichten. Vooral het gratuit gebruik van standaard ingebouwde flitsers is dodelijk.

De foto van Christophe toont het allemaal: de kindjes op de voorgrond zijn fel belicht maar de mensen op de achtergrond gaan wat verloren in het decor. De donkere kledij en de witte knutselwerkjes vergroten het contrast alleen maar. De kleurrijke pakjes komen nogal flets over en het gebrek aan schaduw leidt tot een eerder detailarme foto. En dan is er nog het probleem van de rode ogen.

Nochtans kan je dit allemaal vermijden. Zeker als je over een ietwat digitale reflex of degelijke compact die je wat kan instellen beschikt.

Dit zijn mijn tips.

  • In een lichtarme omgeving schieten met de AUTO stand zal je niet echt lukken. Probeer het in de A stand zodat je een voldoende lage aperture (f-stop) kan instellen. Hoe lager die waarde, des te groter de lensopening en hoe meer licht je camera in kan. Je camera kiest automatisch een bijhorende sluitertijd.
  • Hou rekening met volgende wetmatigheid: naarmate je inzoomt zal je aperture stijgen (optica en al!), het gevolg is dat er dan weer te weinig licht je camera binnen komt. Probeer dus voldoende dicht bij je onderwerp te staan zodat je niet teveel moet inzoomen. Je voeten zijn nog altijd je beste zoom.
  • Stel je ISO waarde in. Die bepaalt de lichtgevoeligheid van de sensor in je camera. Hoe hoger, hoe beter belicht. Dat gaat van ISO 200 tot ISO 1600 (toch op mijn d50). Het nadeel hier is dat met een hoge ISO waarde, ook storende digitale ruis wordt geïntroduceerd. Professionele toestellen zoals de nieuwe Nikon D300 zijn gewild omdat ze ruis op hoge ISO waarden kunnen onderdrukken (wat post-processing tijd verkort) maar bij klassieke consumentencamera’s is ruis nu eenmaal een kwaad waar je mee zult moeten leren leven.
  • Kies het juiste ogenblik: wanneer er juist voldoende licht is. Hetzelfde probleem stelt zich voor een concertfotograaf als voor een ouder die zijn kind op een schooloptreden op de gevoelige plaat wil vastleggen. Sla je slag als je onderwerp voldoende belicht is.
  • Als je wat meer ervaring hebt, experimenteer dan met de M stand. Je kan zelf zowel aperture als sluitertijd bepalen. Hou er wel rekening mee dat een lange sluitertijd een vaste hand vereist en een onderwerp dat niet al te bewegelijk is.
  • Als je dan toch met een flits aan de slag moet, stel ze dan zeker niet al te krachtig in. Investeer desnoods in een aparte flitser. Belicht je onderwerp indirect door de flitser wat weg te richten en het licht te laten weerkaatsen via een ander oppervlak zodat het wat wordt verstrooid (plafond,…)
  • Blijven oefenen! Beter een foto teveel zodat je achteraf kan kiezen dan een foto te weinig.

Ik heb zelf geen eigen flitser in mijn bezit. Mijn concertfoto’s trek ik altijd met mijn d50 en Nikkor 18-200 lens zonder flits. Eigenlijk stress ik de lens hier aangezien er voor concertfotografie veel geschiktere lenzen zijn. De zwart/wit conversie van heel wat foto’s in mijn set is eigenlijk een goedkoop truukje om van de storende ruis een sfeervolle korrel te maken. Het feit dat ik er toch iets van weet te maken toont aan dat je je in de meeste andere gevallen niet noodzakelijk van een flits moét bedienen.